kiekend [adj.]
Nominativkiekende
Akkusativkiekenden
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekende
Akkusativkiekende
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekende
Akkusativkiekende
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekenden
Akkusativkiekenden
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekender
Akkusativkiekenden
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekende
Akkusativkiekende
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekendes
Akkusativkiekendes
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekenden
Akkusativkiekenden
Dativkiekenden
Genitivkiekenden
Nominativkiekender
Akkusativkiekenden
Dativkiekendem
Genitivkiekenden
Nominativkiekende
Akkusativkiekende
Dativkiekender
Genitivkiekender
Nominativkiekendes
Akkusativkiekendes
Dativkiekendem
Genitivkiekenden
Nominativkiekende
Akkusativkiekende
Dativkiekenden
Genitivkiekender
(Pos.)kiekend
(Komp.)kiekender
(Super.)kiekendst
Outras palavras (mesmo modelo) :
verquirlt nahestehend ungut erkämpfend zurücksehnender hinpurzelnd durchladend privatisierend heranschmeißend interkulturell gewandelt fremdsprachlich heterogener großschnauzig anfordernd wirklichkeitsgetreu absattelnd pariert geboomt predigend ... (32261 words)